Terug naar Blog

Keerpunt: we zijn op weg om de opwarming van de aarde om te buigen.

Keerpunt: we zijn op weg om de opwarming van de aarde om te buigen.

Twee jaar na het Klimaatverdrag van Parijs zijn we verrassend goed op weg. En ja sceptici, dat is ook goed voor de economie.

Hoe staat de wereld ervoor twee jaar na het klimaatverdrag van Parijs waarin 196 landen vrijwillige afspraken maakten om hun CO2-emissies terug te dringen? Is de overeenkomst een papieren tijger of heeft die een explosie aan groene innovatie in gang gezet? Is de dreiging van een klimaatcatastrofe afgebogen of heeft het verdrag nodeloos economische groei dwarsgezeten?

Het is moeilijk zoeken naar antwoorden in de stroom van vaak tegenstrijdige informatie. Toch zijn er wel degelijk lijnen te trekken. Ten eerste de ontwikkeling van het politieke krachtenveld na Parijs en wat dit betekent voor het hoofddoel: beperking van de temperatuurstijging ten opzichte van het pre-industriële tijdperk tot maximaal 2 graden Celsius. De tweede trend is het tempo waarmee de economie zich verduurzaamd, dankzij of ondanks Parijs.

 

China als spin in het web

In aanloop op de klimaattop afgelopen november in Bonn schreef het wetenschappelijke tijdschrift Nature dat die slechts zonder kleerscheuren hoefde te verlopen om een succes te zijn. Iedereen vreesde dat de luidruchtige terugtrekking van de VS uit het Akkoord van Parijs door andere landen als excuus zou worden gebruikt om ook terugtrekkende bewegingen te maken. Ten onrechte zo bleek: de aanwezige landen werkten relatief eendrachtig samen, met China als onbetwiste spin in het web. De gretigheid waarmee China nu de leidersrol pakt, staat in schril contrast met de vele jaren waarin China een eerdere weigering van de VS om zich aan internationale klimaatdoelstellingen te binden dankbaar aangreep om ook niets te doen. Het huidige China beschouwt klimaatverandering, en vooral de verstikkende luchtvervuiling in haar grote steden, als een existentiële bedreiging voor de economische mars voorwaarts. De autocratische machthebbers hebben die vrees vertaald in een ongekende duurzame beleidspush: van zonne-energie en elektrische auto’s tot het afrekenen van regionale politici op harde milieucriteria.

 

De echte winst

Het uiteindelijke onderhandelingsresultaat in Bonn was een weinig opwindende lijst van plusjes en minnetjes. Zo is er meer duidelijkheid gekomen over de methodologie om CO2-reducties te meten en hebben negentien landen, waaronder Nederland, aangekondigd om al hun kolencentrales uiterlijk 2030 te sluiten. Aan de andere kant zijn rijke landen hun belofte om 100 miljard dollar in een klimaatschadefonds voor arme landen te storten bij lange niet nagekomen. Daarnaast leiden de vrijwillige reductieplannen die er nu liggen op zijn best tot een temperatuurstijging van ruim 3 graden Celsius. Maar de echte winst van Bonn is dat de wereld, minus de VS, vast van plan lijkt om Parijs door te zetten en nationale reductieplannen verder aan te draaien. Het blijft natuurlijk zuur dat de belangrijkste democratische bondgenoot van Europa zichzelf buitenspel heeft gezet, al wordt dit een beetje goedgemaakt door de actieve internationale rol die staten als Californië en New York naar zich toe hebben getrokken.

 

Een gelopen race

Hoe gaat het ondertussen met de duurzame economie? Veel experts en zelfs energiebedrijven beschouwen de vergroening van de energiesector als een gelopen race. De kosten van zonne-energie zijn in 8 jaar met ruim 60% gekelderd en dalen door. Subsidieloze wind-op-zee parken verrijzen langs de Duitse kust. In 2016 was maar liefst twee derde van de nieuwe wereldwijde opwekcapaciteit voor stroom duurzaam, becijferde het Internationale Energie Agentschap (IEA), met zonne-energie als absolute winnaar.
Het sleetse tegenargument dat wind en zon niet altijd beschikbaar zijn, wordt ondergraven door opslagtechnologie die elk jaar exponentieel krachtiger en goedkoper wordt. Tegelijk stort de markt voor kolen, de meest vervuilende brandstof, onverwacht snel in elkaar. In 2013 verwachte het IEA nog dat het gebruik van kolen tot 2040 met 40% zou groeien, vooral door landen als China. Inmiddels is die prognose – waarschijnlijk niet voor het laatst – bijgesteld tot 1%. Zo heeft China recent de bouw van 151 kolencentrales in de ijskast gezet. En in de VS, Trump of niet, trekken faillissementen als een veenbrand door de kolensector.

Ook twee andere gebieden die cruciaal zijn om het hoofddoel van Parijs in het vizier te krijgen, zitten in een stroomversnelling: elektrisch rijden en vlees- en zuivelvervangers. Om het doemscenario te voorkomen van een opkomende middenklasse die massaal in benzineauto’s stapt, heeft China autofabrikanten vanaf 2019 verplicht om minimaal 10% zero-emission-auto’s te produceren. Dit als eerste stap naar een totale uitfasering van benzineauto’s. Dankzij deze stok achter de deur hebben autofabrikanten hun elektrische ambities flink aangescherpt. Het ziet er dus naar uit dat China, net als eerder bij zonne- en windenergie, aanjager zal zijn van innovatie en massaproductie van elektrische auto’s, en van prijsdalingen waar ook de rest van de wereld van meeprofiteert.

Zoals dat het geval is bij auto’s is ook de consumptie van vlees en zuivel sterk gelinkt aan groeiende welvaart. Volgens de Food & Agricultural Organization (FAO) is de vleessector nu al verantwoordelijk voor 14,5% van alle mondiale broeikasgasemissies. Zonder plantaardige of andere alternatieven is het volgens experts vrijwel uitgesloten dat we het hoofddoel van Parijs halen. Gelukkig zijn alternatieven voor vlees en zuivel in opmars, variërend van vegaburgers en sojamelk tot de opkomst van ‘vlees’ dat uit dierlijke cellen wordt gekweekt. In de VS bestaat de markt voor zuivel en vlees al voor bijna 10% uit plantaardige alternatieven. De echte uitdaging wordt echter om kweekvlees te ontwikkelen dat niet van een sappige biefstuk te onderscheiden is en ook nog goedkoop. Hier en daar begint voorzichtig optimisme te ontstaan.
Volgens IFC, de financieringspoot van de Wereldbank, steken wereldwijde investeerders inmiddels meer dan een biljoen dollar per jaar in duurzame energie, energie-efficiëntie en transport. Mits het geld naar de juiste plekken vloeit, is dat genoeg om de temperatuurstijging onder de 2 graden Celsius te houden, meent het IFC.

 

Duurzame draai

Veel van die investeringen zijn in gang gezet door klimaatbeleid: variërend van het Parijs Akkoord, Europese klimaatnormen en emissiehandel tot groene subsidies en belastingen op nationaal niveau. Heeft dat klimaatbeleid ook de economische groei onnodig afgevlakt, zoals sommige critici beweren? Op het eerste gezicht lijkt die link zwak. Zo is Duitsland koploper op het gebied van klimaatnormen en royale subsidies voor groene energie, maar wordt het land alom ook gezien als de economische motor van Europa. Of neem Zweden, dat in 1991 een CO2-belasting invoerde. Tussen 1991-2015 daalde de CO2-uitstoot er met een kwart, tegen een schamele 3% in Nederland. Tegelijk groeide de Zweedse economie met 60%.

 

Verduurzaam je rijk

Volgens de OESO, de club voor rijke landen, bepaald geen boomknuffelaars dus, werkt het zelfs precies andersom. Door economisch beleid en klimaatbeleid aan elkaar te koppelen kunnen rijke landen hun economische groei volgens de OESO,in 2021 structureel met 1% optrekken, een duurzame bonus die oploopt naar bijna 3% in 2050. Goed nieuws dus voor Nederland, dat na jarenlange stagnatie zijn duurzame draai weer lijkt te hebben gevonden. Wellicht is het niet geheel toevallig dat de economische groeispurt van de afgelopen paar jaar samenviel met het substantieel actievere duurzame beleid van toenmalig minister Henk Kamp.

Het huidige kabinet doet er nog een schepje bovenop: de CO2-uitstoot moet in 2030 zijn gehalveerd (in lijn met het 2 graden Celsius-doel uit Parijs), alle nieuwe auto’s worden uitstootvrij, de SDE-subsidieregeling is uitgebreid en ons land bevindt zich nu in het selecte groepje landen met een CO2-belasting voor bedrijven. Toch moeten er nog een paar schepjes bij. Volgens het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) blijft Nederland met het huidige pakket klimaatmaatregelen halverwege zijn eigen CO2-doelstelling steken. Het PBL vindt het kabinet vooral veel te optimistisch over ondergrondse opslag van industriële CO2-uitstoot, een onbewezen technologie die ook nog eens het leeuwendeel van de beschikbare subsidies voor groene energie dreigt op te slokken ten koste van zonne- en windenergie.

Het kabinet kan beter vol inzetten op zon, wind, gas uit biomassa en energie-efficiëntie dan de industrie gesubsidieerd CO2-uitstoot onder de grond te laten pompen. Voor extra budget kan de CO2-belasting fors omhoog: die heeft het kabinet nu op 18 euro per ton CO2 geprikt, terwijl de kosten volgens de Wereldbank 60 euro bedragen. Hopelijk zal Eric Wiebes zich, net als zijn voorganger Kamp, ontpoppen tot een noeste bewaker van gemaakte duurzame afspraken, met nadruk op duurzaam. De Nederlandse economie en onze droge voeten zullen er wel bij varen.


Tekst: Roebyem Anders. Oorspronkelijk gepubliceerd in Vrij Nederland op 23 januari 2018.